Het toenemende belang van het boete- en strafrecht voor de adviseur

Stukjes over het fiscale boete- strafrecht worden vaak afgedaan als onnodige bangmakerij. Soms terecht en soms onterecht. Alhoewel de ontwikkelingen op het fiscale straf- en bestuursrecht minder divers zijn dan in het materiële recht, zit de wetgever op dit vlak niet stil.

Zo worden dit jaar wellicht voor het eerst boetes opgelegd aan belastingplichtigen voor overtreding van art. 67cc Awr (Algemene wet inzake rijksbelastingen). Het artikel stelt dat het vanaf 1 januari 2014 strafbaar is om onjuiste gegevens te verstrekken bij het verzoek om een voorlopige aanslag dan wel een verzoek om herziening van een voorlopige aanslag in de inkomstenbelasting en vennootschapsbelasting.
De inspecteur moet bewijzen dat de belastingplichtige opzettelijk onjuiste informatie heeft verstrekt. Bij grove schuld bestaat geen mogelijkheid tot beboeting. Volgens de wetgever is geen sprake van opzet als de schattingen van de belastingplichtige lopende het belastingtijdvak niet geheel overeenstemmen met de uiteindelijke bedragen. Wel kan sprake zijn van opzet als de schattingen aanzienlijk uiteenlopen met de werkelijke bedragen.

De wetgever kiest zijn woorden hier terecht zorgvuldig aangezien er een veelheid van omstandigheden kan zijn die kunnen maken dat een schatting achteraf onjuist blijkt te zijn. Niettemin moeten adviseurs of belastingplichtigen die het systeem van voorlopige aanslagen gebruiken om de liquiditeit van de onderneming te managen, door het welbewust doen van lage schattingen van het inkomen of de winst, op hun tellen passen.

In dit kader is het belangrijk om te onderkennen dat art. 24 Uitv.reg AWR de belastingplichtige verplicht om mededeling te doen aan de inspecteur van de gewijzigde omstandigheden. Vreemd genoeg staat op het niet doen van deze mededeling geen sanctie terwijl op het opzettelijk onjuist doen daarvan juist wel een sanctie staat op basis van art. 67cc Awr.

Zoals uit het bovenstaande kan worden opgemaakt, kan naast de belastingplichtige ook de adviseur of accountant te maken krijgen met de boete uit art. 67cc Awr. Dit is een uitvloeisel van de invoering per 1 januari 2014 van art. 67o Awr dat het overtredersbegrip voor het belastingrecht uitbreidt. Door deze uitbreiding kunnen nu bijvoorbeeld ook de medeplichtige, de doen plegende en de uitlokkende adviseur worden bestraft met een vergrijpboete.

De verwachting is dat de inspecteur niet snel zal overgaan tot het beboeten van een adviseur. Tenminste als de Belastingdienst de lijn voortzet die is gekozen ten aanzien van de medeplegende adviseur welke al langer beboet kon worden op basis van art. 5:1 Algemene Wet Bestuursrecht. Van die boetemogelijkheid is tot op heden slechts sporadisch gebruik gemaakt.

Niettemin is een basaal begrip van deze aan het strafrecht ontleende figuren van daderschap en medeplichtigheid van belang. Enerzijds maakt dit een adviseur alert op de grens waar dienstbetoon aan de cliënt overgaat in een gedeelde verantwoordelijkheid voor een beboet- of vervolgbaar feit. Anderzijds voorkomt dit dat een adviseur bijvoorbeeld tijdens een ‘informeel’ gesprek tijdens een controle onbewust en onterecht aanleiding geeft tot een vermoeden van een dergelijk verwijtbaar handelen.

Lees ook het artikel ‘Suppletie omzetbelasting‘ dat Peer Caljé in samenwerking met drs. Ben van den Wijngaart RB heeft geschreven.

Meer verdieping over Boete en strafrechtelijke risico’s voor de fiscale intermediair? Ook dat is mogelijk. mr. Peer Caljé verzorgt voor Auxilium een cursus rond dit onderwerp. Wij bieden deze cursus aan in Leusden op 14 april 2015. Klik hier voor meer informatie.